Onderhoud > bemesting

  • Door fruitbomen en houtig kleinfruit te bemesten blijven ze gezond en groeikrachtig.
  • Er is een groot verschil in voedselbehoefte tussen de verschillende fruitsoorten.
  • Een fruitgewas dat normaal groeit is meestal minder vatbaar voor plagen en ziekten.
  • Matig bemesten en regelmatig snoeien maakt de planten minder vatbaar.
  • Op lichte gronden moet meestal meer bemest worden dan op zwaardere gronden.

1.Voorjaarsbemesting in de fruittuin:

  • In maart en april kan de eerste maal bemest worden. Indien nodig kan er in juli een tweede maal bemest worden.
  • Sterkgroeiende fruitbomen, kiwi's, vijgen en houtig kleinfruit mogen niet teveel bemest worden met stikstof, want dan groeien ze nog sterker. Een te sterke groei is nadelig voor de vruchtbaarheid (vruchtenproductie). Bij een te sterke boomgroei is er meer aantasting van bladluizen en van sommige schimmels.
  • Een te zwakke groei is ook nadelig voor de bloemaanleg en kan de oorzaak zijn van een tegenvallende oogst.
  • Kalium zorgt in de plant voor de stevigheid. De vruchten worden steviger en smakelijker. Een teveel aan kalium kan magnesium- en kalkgebrek veroorzaken.
  • Fosfor zorgt o.a. voor een goede wortelvorming. Bij het planten kan een beetje beendermeel in de plantput gedaan worden.

2. De bemestingsdosis is niet altijd gelijk!

  • Op lichte grond (zandgrond) is er meer uitspoeling van mineralen en moet meer bemest worden dan op zware grond (kleigrond).
  • Op gronden waar regelmatig compost en mulch wordt gebruikt is er minder uitspoeling van mineralen.
  • Strooi geen meststoffen op de eerste vijf meter langs een waterloop. Op hellende percelen strooit u geen meststoffen op minder dan 10 meter van een waterloop.
  • Pas geplante fruitbomen, druiven en kleinfruitstruiken moeten niet of slechts een beetje bijgemest worden, om te voorkomen dat de wortels verbranden.
  • Een laagje compost en hakselhout uitstrooien op de plantspiegel (rond de boom of struik) is voldoende. Hou de boomstam vrij om verbranding en schimmelinfectie te voorkomen.

3.Bemestingshoeveelheid?

  • Fruitbomen en fruitstruiken onttrekken per jaar de volgende hoeveelheden voedingsstoffen aan de grond, uitgedrukt in gram zuivere stof per m².
  • Er is een groot verschil in voedselbehoefte tussen de verschillende fruitsoorten. Sterkgroeiende fruitbomen, kiwi's, vijgen en houtig kleinfruit mogen niet teveel bemest worden met stikstof, want dan groeien ze nog sterker.
  • Een fruitgewas dat normaal groeit is meestal minder vatbaar voor plagen en schimmelziekten.
  • Op zandgrond is er meer kans op uitspoeling van mineralen dan op leem- en kleigronden, waardoor op zandgrond meestal meer bemest moet worden. Op gronden met een hoog gehalte aan organische stof is er minder uitspoeling van voedingsstoffen (mineralen).
  • Om uitspoeling te voorkomen wordt er op zandgronden soms aangeraden de kaliummeststoffen pas in april uit te strooien. (Met een herhaling in juni).
  • Gulzige fruitsoorten zoals zwarte trosbes, kruisbes en perzikbomen geef je na de bloei 1 emmer compost per m² (= ca 2,5 cm)
  • Andere fruitsoorten geef je (bij normale groei) 0,5 emmer compost per m² boomspiegel. (= 1 - 1,5 cm)

4. Welke meststoffen gebruiken?

Scheikundige samengestelde meststoffen:

  • Talrijke merken zijn beschikbaar. Gebruik bijvoorkeur een evenwichtig samengestelde meststof waarin ongeveer evenveel stikstof als kalium aanwezig is. Aangezien de meeste gronden voldoende fosfor bevatten, mag de hoeveelheid fosfor lager zijn.
  • Een tekort aan magnesium, al of niet in combinatie met iets te zure grond, kan bladvergeling veroorzaken. De meeste samengestelde meststoffen bevatten ook een kleine hoeveelheid magnesium.

Organische meststoffen.

  • o.a. champignonmest, champost, runderstalmest, kippenmest, ...
  • Voor de biologische teelt worden enkel organische meststoffen gebruikt.
  • Door jaarlijks de grondoppervlakte onder de bomen of struiken af te dekken met een flinke laag compost, verbetert het bodemleven en komt er ook een kleine hoeveel voedingsstoffen ter beschikking.
  • GFT-compost bevat niet veel mineralen. Compost is vooral interessant om het humusgehalte en het bodemleven te verbeteren. Een hoog humusgehalte laat minder mineralen verloren gaan door uitspoeling.
    GFT-compost brengt veel humus (koolstof) in de grond en geeft meer bodemleven.
  • Ook stalmest en champignonmest zijn een belangrijke bron van humus.
  • Er is in de handel een zeer grote hoeveelheid soorten van meststoffen beschikbaar. (Klik op de afbeelding rechts voor meer informatie)
  • Organische- en anorganische (scheikundige) meststoffen bevatten niet evenveel mineralen (voedingsstoffen).

5.Grondontleding om de juiste voedselbehoefte te bepalen

  • Een grondontleding is bijzonder aangewezen om een juiste bemesting te kunnen toepassen.
  • Een te hoge bemesting geeft een te sterke groei en mogelijk een slechte vruchtzetting. Een te sterke stikstofbemesting geeft soms meer aantasting van bladluizen en bepaalde schimmelziekten.
  • Een te lage bemesting geeft een groeistilstand, kleine vruchten en een slechte bloemknopvorming voor het volgende jaar.

Vijgen hebben een zeer lage behoefte aan stikstof.

kalium zorgt voor stevige planten.

Kalium (K) zorgt voor stevige planten.

Perzik (foto) en nectarine hebben veel stikstof en kalium nodig.

Zwarte trosbessen (cassis) hebben een grote stikstofbehoefte.

 Voedingsbehoefte van enkele fruitsoorten.

Voedingswaarde van enkele organische meststoffen

Compost als bodemverbeteraar

Opmaak: © Guy De Kinder