Plantafstanden voor fruitsoorten

  • Niet alle fruitsoorten en fruitrassen mogen op dezelfde plantafstand geplant worden.
  • Laagstam-fruitbomen (appel, peer, pruim) kunnen op ca 1,50 m geplant worden, hoogstamfruitbomen (appel, peer, pruim, kers, walnoot) op ca 7-10 m. Halfstammen op matig sterkgroeiende onderstammen op ca 4 m. Rode- en zwarte trosbessenstruiken & kruisbessen op ca 1 m. Leivormen van kleinfruit en appel & peer & trosbessen op 0,50 m. Druiven kunnen op 1,25 of 1,75 m in de rij uitgeplant worden.
  • Plant gemakkelijke, productieve en gezond-blijvende fruitsoorten & fruitbomen op de juiste afstand.
  • Afhankelijk van de grondsoort, fruitsoort, fruitras en gebruikte onderstam kan de optimale plantafstand van fruitbomen verschillen.
  • Ook het gekozen plant- en teeltsysteem heeft een invloed op de optimale plantafstand van fruitbomen en fruitstruiken.
  • Houtige kleinfruitsoorten zoals trosbessen, kruisbessen en frambozen kunnen op de kleinste afstand uitgeplant worden.
  • Zaailingen van gewone walnoten/ okkernoten hebben de grootste plantafstand nodig.

1. Waarom verschillende plantafstanden voor fruitbomen en fruitstruiken?

  • Dit is afhankelijk van verschillende factoren: de grondsoort, de gebruikte onderstam, de fruitsoort en de groeisterkte van het fruitras.
  • Plant voldoende ruim zodat er veel licht in de boom kan komen.
  • De productie en gezondheid van de bomen is beter bij ruim geplante fruitbomen.

2. Wettelijke afstand van de perceelsgrens

  • In België moeten alle bomen en struiken die hoger dan 2 meter worden (o.a. hoogstam-, halfstambomen en grote laagstambomen) op minstens 2 meter van de perceelsgrens geplant worden. Beter is te planten op 3 meter van de eigendomsgrens, omdat deze bomen een kruin maken van 5 tot 6 (4) meter doorsnede.
  • Voor bomen die reeds langer dan 30 jaar aanwezig zijn wordt een uitzondering gemaakt inzake die afstand. Ook met onderlinge (schriftelijke) overeenkomsten kan er van die minimumafstand afgeweken worden.
  • Bomen en struiken (ook kleinfruit) die kleiner blijven dan 2 meter hoogte mogen op 0,5 meter van de perceelsgrens geplant worden.

3. Welke onderstam kiezen voor fruitbomen? Is er altijd een keuze?

  • Hebt u weinig plaats? Kies dan vooral kleinfruit en eventueel ook voor steenfruitbomen (kersen, pruimen) op een zwakgroeiende onderstam.
  • Dezelfde fruitrassen en onderstammen kiezen als beroepsfruittelers is niet altijd goed.
  • Sommige fruitsoorten zijn wortelecht. Ze werden vermeerderd door stekken of afleggen en zijn dus niet op een onderstam geënt.
  • Indien u de keuze hebt tussen een wortelechte en een geënte boom (op een onderstam) dan is meestal de geënte boom de beste (en duurste) keuze, omdat u dan het snelste vruchten krijgt aan een kleinste boom.
  • Wortelechte bomen groeien groter en mooier uit en zijn hierdoor ook later productief.
  • Hoogstamfruitbomen hebben een veel langere levensduur dan laagstambomen.4. Waarom is de plantafstand soms erg verschillend per fruitsoort?

Dit is o.a. afhankelijk van:

4.1 De groeisterkte van de onderstam.

  • Geënte fruitbomen op de zwak groeiende onderstammen (= laagstam) kunnen op de kleinste afstand geplant worden.
  • Fruitbomen op sterkgroeiende (zaailing)onderstammen (= halfstam en hoogstam) moeten op de grootste afstand geplant worden.
  • Laagstam kan op de kleinste afstand uitgeplant worden. Hoogstam wordt op de grootste afstand geplant.
  • Halfstambomen geënt op "matig sterkgroeiende" onderstammen worden ca 4 m hoog en breed. Bij appelbomen is hiervoor MM106 ideaal.
  • Halfstamperenbomen op 'Kwee A' en 'Pyro Dwarf'. Pruim, perzik, nectarine, amandel en abrikoos op Sint-Julien A. Zoete kersen op Gisella 5.
  • Als plantafstand voor deze halfstammen (met die vermelde onderstam) is 4 meter voldoende.
  • Een boompaal is twee tot drie jaar nodig, daarna verankeren de bomen voldoende om zonder steun te groeien.
  • De groeisterkte van het fruitboomras. Er zijn soms zwakgroeiende rassen/cv's en sterkgroeiende rassen. De sterkstgroeiende rassen hebben een grotere afstand nodig dan de zwakgroeiende rassen. (In het algemeen zijn vooral zwakgroeiende en productieve rassen vernoemd bij elke fruitsoort).
  • Zaailingen van gewone walnoten/okkernoten hebben de grootste plantafstand nodig en geven meestal pas na ca 10 jaar noten. De vernoemde walnotenrassen geven meestal na ca 3-5 jaar noten.

4.2 De grondsoort:

  • Op voedselrijke en goed vochtige gronden is de groei veel sterker en wordt meestal een ruimere plantafstand aangeraden.
  • Op zware gronden (kleigrond en leemgrond) is de groei sterker dan op lichte grond (zandgrond).
  • Het gebruikte teeltsysteem. Als piramidale spil of boompje opgekweekte planten groeien sterker dan kort bij elkaar beplantte leivormen of snoeren.

4.3 Zelfbestuivers blijven soms kleiner.

  • Vele fruitsoorten hebben kruisbestuiving (*) nodig om vruchten te geven. Daarom moet u soms 2 verschillende, gelijkbloeiende rassen bij elkaar planten!
  • Soms zijn er toch enkele zelfbestuivende fruitboomrassen --> Vetgedrukte rasnamen/cv's zijn zelfbestuivend (ZB).
  • Doordat die zelfbestuivers jaarlijks veel vruchten geven is de boomgroei dikwijls kleiner.

5. Aanbevolen plantafstanden en onderstammen voor fruitbomen en fruitsoorten:

Klik op de afbeeldingen rechts!

Planten van Cornus mas (gele kornoelje)

Plantafstanden in de  Groente en Fruit Encyclopedie.

Plantafstand vanaf Actinidia tot Prunus dulcis. Klik op afbeelding om groter te maken!

Plantafstanden vanaf Prunus persica tot Vitis.
KLIK op de afbeelding om deze groter te maken!

Meer informatie ivm plantafstanden in de Groente en Fruit Encyclopedie (Online te bestellen)

Opmaak: © Guy De Kinder