Groente en Fruit Encyclopedie online bestellen:
Wintersnoei van druiven
Zomersnoei van druivelaars
Witte druiventros
Fruitplanten > druiven
DRUIVEN planten, snoeien en plantenziekten (Vitis vinifera)
- Druiven verdragen geen natte grond. Ze kunnen beter tegen de droogte dan tegen teveel water.
- De meeste oudere druivenrassen zijn vatbaar voor Oidium - echte meeldauw (witziekteschimmel), waartegen regelmatig preventief behandeld moet worden. Er zijn ook nieuwe druivenrassen die weinig of geen echte meeldauw (Oidium/ Uncinula) krijgen, zodat gewasbeschermingsproducten overbodig worden. (Zie rassenoverzicht).
- In regenrijke perioden kan er op druivenbladeren ook valse meeldauw (Peronospora/ Plasmopara) optreden. Laat een een druivengewas snel opdrogen, dan verminderd de kans op schade. Zie artikel zomersnoei en overzicht ziekten en plagen op druiven.
- Op te natte gronden en gronden die te zuur of daarentegen te kalkrijk zijn, kunnen er abnormale bladverkleuringen bij uw druivenplanten optreden. Afhankelijk van de omstandigheden kan er een gebrek zijn aan kalium (K), magnesium (Mg), mangaan (MN) en ijzer (Fe). Zie overzicht schimmelziekten en plagen bij druiven en pdf met overzicht bladchlorose
- Teveel druiventrossen aan één plant is ook nadelig, want dan kan er rui (afvallen bessen) en een slechte kleuring zijn. Een volwassen druivelaar zou slechts 20-25 trossen mogen dragen, opdat de druivenbessen optimaal zouden uitgroeien. Een goede uitdunnende druivensnoei in januari is daarom nodig.
Algemeenheden bij het planten van druiven (Vitis vinifera).
1. Planten van druiven aan warme muren of schuttingen:
- Druiven zijn bijzonder geschikt om langs een schutting gericht op het zuiden of oosten te planten. Niet alle druivenrassen zijn geschikt voor openluchtteelt. Sommige druivenrassen zijn ook erg vatbaar voor de echte- en valse meeldauw (witziekte), een gevreesde bladschimmel. Er bestaan verschillende druivenrassen die niet of weinig aangetast worden. Probeer bij voorkeur deze ziektetolerante rassen aan te planten!
- Een klein aantal druivenrassen zijn geschikt voor liefhebbers, omdat ze minder vatbaar zijn voor een aantal schimmelziekten. In het algemeen zijn de meeste druivenrassen meer schimmelgevoelig dan pruimenrassen.
- Druiven zijn leiplanten en kunnen best geleid worden aan horizontaal gespannen draden. Deze draden worden vastgemaakt aan een schutting, muur of aan palen van ca 2,5 m lengte (Na het plaatsen blijft er ca 1,85 m van de palen boven de grond. De palen komen op maximaal 4 meter afstand van elkaar)
- De eerste (onderste) horizontale draad komt op 0,50 (0,60 - 0,70) m boven de grond. De volgende 3 of 4 draden komen telkens 0,25 (0,30 - 0,35) m hoger.
- Plant op minimaal 0,30 m afstand van een muur of 0,50 m van de scheidingslijn. De plantafstand in de rij is 1,25 tot 1,50 (2) meter.
2. Wanneer druivelaars snoeien?
- Serredruiven (Kasdruiven): november, december of januari.
- Openluchtdruiven: januari, februari (tot uiterlijk half maart)
- Bij te laat snoeien is er kans op bloeden (Overtollig sapverlies)
- Niet snoeien tijdens strenge vorst.
- Bij voorkeur snoeien bij goed opdrogend weer. De snoeiwonden genezen dan beter.
3. Hoe druivelaars snoeien?
Druiven vormsnoei de eerste jaren:
- Bij het planten van een druivelaar/wijnstok: (1ste jaar): op 3 ogen/ knoppen terugsnoeien. Tijdens de zomer de sterkste scheut regelmatig verticaal omhoog binden aan een steunstok. (De overige zwakkere scheuten innijpen op 2 bladeren)
Meestal wordt een eenjarige druivelaar tussen einde juli en half augustus ingetopt op maximaal 1,5 meter zodat de scheut meer kan uitrijpen en minder zal uitdrogen in de winter.
Laat onderaan op de stam alle bladeren en takjes zitten zodat de stam beter kan verdikken.
- 2de jaar: Men snoeit de twijg van het vorige jaar in op 1/3 van zijn lengte. (2/3 verwijderen). Tijdens de zomer zijscheutjes welke lager dan 40 (50) cm staan innijpen op 2 bladeren.
- 3 de jaar: Men snoeit de verlengenis (het nieuwe gegroeide deel van het vorige jaar) in op 1/3. Zijtwijgjes welke lager dan 40 (50) cm staan kan men volledig verwijderen. Het overige zijhout kan dan reeds op 2 tot 3 ogen/ knoppen ingesnoeid worden. Dit is dan de eerste onderhoudssnoei. Hierop kunnen/ mogen de eerste druiventrossen komen.
Onderhoudssnoei bij druiven:
Meestal vanaf het 3de jaar na het planten.
Waarom is deze onderhoudssnoei wenselijk?
- Men bekomt een betere kwaliteit van druiventrossen (minder trossen, maar grotere trossen en vooral grotere bessen)
- Gezondere groei. Minder vatbaar voor schimmelziekten.
- Minder kans op beurtjaren.
- Ordelijker en mooier uitzicht.
- De wijngaard/ druivelaar is gemakkelijker met netten te beschermen tegen vogelvraat.
Hoe gebeurt deze wintersnoei bij druiven?
- In het algemeen laat men per draagspoor slechts 1 stevige twijg staan.
- Steeds terugsnoeien tot op een stevige twijg, welke zo laag mogelijk ingeplant staat.
- Deze laag ingeplantte twijg zal men insnoeien op 2 (3-4) goede ogen/ knoppen.
- Meestal is er behalve een wintersnoei ook regelmatig een zomersnoei wenselijk.
- Voor uitvoerige en praktische snoei-informatie: zie FruitABC-nieuwsbrief!
- Voor praktische teeltinformatie: zie fruitboeken "Groente & Fruit Encyclopedie" en "Gemakkelijk Fruit"!
4. Betekenis van Vitis vinifera (Etymologie van de wetenschappelijke naam):
De benaming Vitis is een oud Latijns woord voor wijnstok (= wijndruif).
Vinifera komt van vinum/vinea (Lat.= wijn) en ferre (L.= dragen of voortbrengen).
Vruchten voor wijn te maken.
Opmaak: Guy De Kinder©