steenfruit > sleedoorn

De planten groeien meestal struikvormig, tenzij ze op stam geënt werden.

Prunus spinosa: Sleedoornstruik met witte bloemknoppen. Bloemen voor de bladvorming.

De blauwzwarte, berijpte, wrange bessen kunnen na de eerste vorst afgeplukt worden.

Bij rijpheid zijn de kleine blauwzwarte vruchten ca 1 à 1,5 cm groot.

  • Sleedoorn of zwarte doorn (Prunus spinosa) kan je ook in de tuin planten als aantrekkelijke witte voorjaarsbloeier met kleine blauwe pruimen.
  • Prunus spinosa is geschikt als vrij groeiende, ondoordringbare haag, houtwal of windsingel.
  • De blauwzwarte, berijpte, wrange bessen kunnen na de eerste vorst afgeplukt worden en zijn bijzonder geschikt voor verwerking.
  • Sleedoorn is een zeer doornige heester met zwarte takken en sneeuwwitte bloemen in maart-april die erg waardevol is voor bijen, vlinders en vogels.
  • Sleedoorn is eenvoudig te vermeerderen door zaaien en door wortelopslag.
  • Sleedoorn is ook bruikbaar als zwakgroeiende onderstam voor sterkgroeiende pruimenrassen. (Boomgrootte is ca 2.5-3 meter)

1. Botanische kenmerken van de sleedoorn:

1.1 Naamgeving van zwarte doorn:

  • Wetenschappelijke naam: Prunus spinosa L.
  • Nederlandse naam: Sleedoorn, zwarte doorn. 
  • Engels: Blackthorn,  sloe berry
  • Frans: prunellier, epine noire; prunelle, prunier épineux
  • Duits: Schlehe(n), Schwarzdorn; Schlehbeeren, Eschendorn, Heckendorn
  • Rassen: 'Godenhaus', 'Merzig', 'Nittel', 'Trier'
  • Familie: Rosaceae; Onderfamilie: Steenvruchten (Prunoideae)
  • Interessante rassen: Prunus spinosa 'Godenhaus', 'Merzig', 'Nittel' en 'Trier'.
  • 1.2 Etymologische betekenis van Prunus spinosa (plantennaam: )
  • De geslachtsnaam Prunus is een oud Latijns woord voor pruimenboom.
  • De soortaanduiding spinosa betekent stekelig of doornig.

Meer lezen over de afkomst en verklaring van Latijnse & Griekse plantennamen: "ABC van het plantenlatijn. Betekenis van botanische namen".

  • Sleedoornpruimen komen van nature voor in Europa en Noord-Azië. Ze groeien meestal struikachtig in houtwallen, bosranden en hagen, op leemachtige gronden.

2.3 Plantkundige kenmerken van de sleedoorn:

  • Blad van Prunus spinosa - sleedoorn. 
  • Sleedoorn is heel nauw verwant aan de kroosjespruimen of mirabelpruimen (Prunus domestica insititia) en kerspruimen (Prunus domestica cerasifera).
  • De bladeren ontstaan na de bloemen en zijn klein en breed lancetvormig met gezaagde randen. Bladgrootte 5 x 2 cm. De bladeren zijn in de jeugd donzig, later gerimpeld. De bladstelen zijn zeer kort en meestal zonder bladklieren.
  • Normaal is de sleedoorn een grote, zeer doornige heester van 2 tot 4 (6) meter hoogte, maar hij kan ook goed teruggesnoeid worden. Sommige sleedoornselecties hebben minder takdoorns.
  • In het voorjaar en vroege zomer is het door de witte bloesem een opvallende heester. In de zomer en herfst is de sierwaarde laag. Tegen de rijptijd van de vruchten verhoogt de sierwaarde.
  • Prunus spinosa: Sleedoorn vuilwitte bloemen, blad, takdoorns en blauwzwarte sleepruimen. (Normaal zijn er geen vruchten tegelijk met bloemen). 
  • De stelen van de vruchten zijn zeer kort.
  • Bij oudere sleedoorns is de fijn geruwde schors bijna zwart of purperzwart, vandaar de naam zwarte doorn. Uit de zwarte schors kan inkt gewonnen worden. De knoppen zijn 1-2 mm groot.
  • Het hout is zeer hard en werd vroeger voor bepaalde constructies gebruikt.

2.4 Bloei en bestuiving van de sleedoorn:

  •  Open en gesloten witte bloemen op sleedoorntak. Scherpe takdoorns onderaan. Prunus spinosa, zwarte doorn. Zelfbestuiving geeft meestal een goede productie. Sleedoornbloemen zijn wit (vaalwit), opvallend en verschijnen voor de bladvorming.
  • Bloeitijdstip: maart - april.
  • Sleedoorn is een zeer goede bijen-dracht-plant.
  • De witte sleedoornbloemen kunnen voor thee gebruikt worden.

2. Eenvoudig vermeerderen van sleedoorn

  • Prunus spinosa (sleedoorn) kan vermeerderd worden door middel van zaaien, wortelopslag, wortelstekken, zomerstekken en enten.
  • Vermeerdering d.m.v. zaaien is mogelijk. Een nadeel is dat de nakomelingen erg verschillen in groeikracht en aantal takdoorns. Voor een vlotte kieming moeten de zaden na de oogst, gedurende 4 tot 8 weken, een koudebehandeling van 0,5 tot 1°C nodig.
  • De gemakkelijkste vermeerdering is echter d.m.v. wortelopslag. Er ontstaan na het planten talrijke nieuwe scheuten vanuit de wortels. Steek de jonge opslag los met een stukje wortel.
  • Wortelstekken. Sleedoorn kan uit de slapende ogen op de wortels scheuten vormen. In het voorjaar kan men wortelstukken van 1 - 5 cm lengte laten groeien in stekgrond. Na het inwortelen kunnen de jonge planten dan verder in pot worden opgekweekt.
  • Zomerstekken van St.Janslot (ca 24 juni) geven een goed resultaat, terwijl winterstekken meestal een lage slagingskans geven. Zie ook "Fruit ABC-stekkalender". Alle typische eigenschappen blijven goed behouden door het stekken.
  • Sommige sleedoornrassen worden ook geënt op de pruimonderstam 'Saint Juliën A'.
  • Sommige pruimenrassen, zoals 'Opal' en 'Victoria', worden op Sleedoorn-onderstam geënt om een zwakkere groei en een vroegere productie te geven. Bepaalde sleedoornselecties geven het beste resultaat inzake vruchtbaarheid en vruchtgrootte.
    Vooral bij de sterkgroeiende pruimenrassen lijken de zwakgroeiende Sleedoorn-selecties interessant te zijn. De vruchtgrootte van de veredelde pruimenrassen lijkt ook te verbeteren op Sleedoorn-onderstammen.

3. Planttips en de teelt van sleedoorn.

3.1 Grond en standplaats:

  • De pH mag neutraal tot alkalisch zijn (pH 6,5 tot 8). Sleedoorn heeft een sterke voorkeur voor  kalkrijke gronden. Een te hoge grondwaterstand in de winter wordt meestal niet verdragen. 
  • Een optimale groei krijg je op een droge, voedselarme en warme standplaats. 
  • Zowel zon als halfschaduw wordt verdragen.
  • Vooral geschikt voor heel grote tuinen, langs wegen, akkers en aan bosranden. Ook bijzonder geschikt om droge hellingen te verstevigen zodat ze niet afbrokkelen.
  • Eventueel ook in kleinere tuinen geschikt als ondoordringbare haag. Hou er echter rekening mee dat de plant kan woekeren!
  • De sleedoorn is gevoelig voor zout en voor luchtverontreiniging, zodat je deze doornige struik best niet als straatbeplanting gebruikt.
  • Voor een mooi effect kan je best in groepen van 5 tot 8 planten.

3.2 Geënte sleedoorn

  • Geënte rassen (op Saint Julien A) kunnen voor een smalle haag op 3 x 1,20 m uitgeplant worden.
    Ondersteuning aan 4 horizontale draden welke op 0,80, 1,20, 1,60 en 2m gespannen worden.
    Een smalle haag met een hoge productie is dan mogelijk.
  • Grootvruchtige rassen zijn ‘Nittel’, ‘Merzig’ en 'Reto'.
    Als je deze geënte sleedoorn als boom gebruikt dan worden ze niet hoger dan 3 meter. 
    DE: Großfrüchtige Schlehen Sorten

 

4. Snoeien van sleedoorn kost weinig moeite!

  • Snoeitijdstip:
    • tussen april en september.
    • Meestal wordt er (indien nodig) in de maanden april en mei gesnoeid.
  • Snoeitips:
    • Normaal is snoeien niet nodig.
    • Enkel hinderende en afgebroken takken kunnen weggesnoeid worden.

Zie ook "Fruit ABC-snoeikalender"

5. Oogsten van blauwzwarte sleepruimen na de eerste vorst:

  • Zwartblauwe vruchten van de Prunus spinosa (Sleedoorn). Opvallende takdoorns. De slee-pruimen zijn aanvankelijk rood en worden later blauwzwart. Ze worden best in oktober en november, na een vorstperiode geoogst. Bij een te vroege pluk of vroegtijdige bladval blijven de bessen te wrang (zuur). In sommige streken plukt men reeds vanaf einde augustus de mooi gekleurde vruchten af.
  • De ca 1,5 cm grote bessen zijn vanaf augustus berijpt zwart. Het vruchtvlees is groenachtig en heeft een wrange, zure smaak. Binnenin zit er een kleine, harde steen.
  • Na een lichte vorstperiode, worden de blauwzwarte vruchten tamelijk eetbaar en kunnen eventueel dan vers gegeten worden. Meestal worden de vruchten echter verwerkt tot jam, vruchtenmoes, vruchtensap, likeur, vruchtenwijn en brandewijn. De verwerkte vruchten hebben geneeskundige eigenschappen.
  • De kleine rijpe blauwe sleepruimen worden ook verwerkt in cosmetische producten.

6. Sleedoorn is meestal weinig gevoelig voor ziekten en plagen:

  • De sleedoorn is een tamelijk gezond groeiende plant. 's Zomers komen vaak aantastingen van o.a. de spinselmot/ stippelmot voor. (Hyponomeuta padellus, syn. Yponomeuta padella). Dit levert dan later opvallende spinselrupsen, vlinders en vogels.
  • Bespuitingen zijn normaal niet nodig.
    Zelfs na een sterke rupsenaantasting gaat de groei later normaal verder.

Sterke aantasting van de spinselmot/stippelmot.

Opvallend vroege bloei.

Opmaak © Guy De Kinder